Drank- & Horecawet van toepassing?

Met enige regelmaat ontvangen we berichten van kookclubs die melden dat lokale overheden menen dat zij als kookclub aan de Drank- & Horecawet moeten voldoen.

Een van onze leden – Els Kroese, penningmeester van Cuisine Culinaire Purmerend – heeft het uit laten zoeken en heeft om advies gevraagd. Hier een samenvatting.

In artikel 1 van de Drank- & Horecawet wordt het horecabedrijf omschreven als: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan ‘om niet’  verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.

Volgens de wet moet het dus gaan om een bedrijfsmatige activiteit of het tegen betaling (anders dan om niet) verstrekken van alcoholhoudende drank. Dus alcoholverstrekking tegen betaling, anders dan als bedrijfsmatige activiteit, is ook vergunningplichtig.

De vraag wanneer er sprake is van ‘ bedrijfsmatig’  of ‘anders dan om niet’  leg ik hieronder uit.

Er is sprake van bedrijfsmatige exploitatie wanneer de verrichtingen waarmee de betrokkene deelneemt aan het economisch verkeer, als bedrijfsmatig worden beschouwd. Het maakt daarbij niet uit op welke prestaties de maatschappelijke activiteit van de betrokkene in het bijzonder gericht zijn. Het is dus niet van belang dat de hoofdactiviteit van het bedrijf op een ander terrein ligt. Overigens maakt het voor de vraag of er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie geen verschil of de ondernemer de alcoholhoudende drank al dan niet verstrekt met het oogmerk om daarmee winst te maken.

Wil er sprake zijn van een niet-bedrijfsmatige exploitatie, dan zal de inrichting een besloten karakter moeten hebben. Op basis van jurisprudentie kan worden geconcludeerd dat er sprake is van beslotenheid wanneer:

  1. in een inrichting als regel besloten bijeenkomsten worden gehouden;  en
  2. de bijeenkomsten niet toegankelijk zijn voor derden; en
  3. tussen de bezoekers een duidelijke en min of meer duurzame band bestaat.

Voor de toepassing van de wet is in hoofdzaak de verstrekking tegen betaling van belang. Als er indirect wordt betaald voor de alcoholhoudende drank, bijvoorbeeld wanneer bij de entree van een feestzaal wordt betaald en daarbij een aantal “gratis” consumptiebonnen wordt ontvangen, dan wordt feitelijk toch betaald. In de situatie waarbij een persoon een feestzaaltje huurt en deze persoon zelf de alcoholhoudende drank uitschenkt, is geen vergunning nodig. Als de verhuurder van deze feestzaal echter feitelijk een commerciële verhuurder is en er dus een gewoonte van maakt om deze zaal te verhuren, dan ontstaat daardoor een voor het publiek toegankelijk openstaand lokaal waardoor er wel een vergunningsplicht ontstaat.

Gezien het bovenstaande kunnen we concluderen dat kookavonden van onze kookclubs vallen onder niet-bedrijfsmatige exploitatie. De bijeenkomsten zijn besloten en er is een duurzame band tussen de leden. Dat partners eenmaal per jaar mogen mee komen eten en introducés zijn toegestaan in het kader van ledenwerving doet hier niets aan af.

Het verstrekken tegen betaling is een ander verhaal. Een drank- en horecavergunning is niet verplicht zolang wij gebruikmaken van een eigen keuken – al dan niet in een gehuurd pand – of wanneer we een keukenruimte huren van een niet commerciële verhuurder en zelf de alcoholhoudende drank uitschenken. Worden er ruimtes gehuurd bij een commerciële verhuurder, zoals een volledig ingerichte kookstudio, dan is er wél een vergunning nodig, maar die vergunningplicht wordt dan aan de verhuurder opgelegd.

Voor zover wat betreft de Drank- en Horecawet. Het is overigens voor gemeenten niet mogelijk hier eigen beleid op te ontwikkelen: de wet is de wet.

Ik wil nog wel wijzen op het volgende:

Als paracommerciële rechtspersonen (verenigingen, stichtingen etc.) die wel in het bezit zijn van een drank- en horecavergunning, aan kookclubs kookruimte verhuren, dan overtreden zij hiermee mogelijk artikel 4 van de Drank- en Horecawet. Bij gemeentelijke verordening dient iedere gemeente vastgelegd te hebben waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben ter voorkoming van oneerlijke concurrentie. Vaak is verhuur verboden. Als kookclub ben je dan weliswaar niet de overtreder, maar je kunt hiermee wel geconfronteerd worden en in het ergste geval zonder ruimte komen te zitten.

Nog een laatste situatie die we als grensgeval kunnen beschouwen en die bij sommige clubs voorkomt: kookclubs die hun kookfaciliteit verhuren aan leden, die er vervolgens een activiteit organiseren. Als de huurder een feestje organiseert voor familie en kennissen dan is er geen vuiltje aan de lucht. Wanneer echter een activiteit wordt georganiseerd waar de deelnemers geen duurzame band met de huurder/organisator hebben, voor hun deelname moeten betalen en er bovendien een glaasje alcoholhoudende drank wordt geserveerd, dan ben je als verhuurder wél drank- & horecawetplichtig. Pas dus op met het verhuren van je kookfaciliteit – ook aan leden – en sluit commercieel gebruik altijd uit in het huurcontract.

Met dank aan Els Kroese van Cuisine Culinaire Purmerend.