Ambachtelijk ijs: Bizarre ijsjes

Na ons ‘hete’ avontuur van vorige week vraag je je misschien af: ‘Kan het nog gekker?’

En ja, dat kan. Ik kreeg jaren geleden de vraag of ik gorgonzola-ijs kon maken, want het recept dat de vragensteller had gevonden op internet deugde voor geen meter. Nou, dat zag je in één oogopslag: 6 dooiers op een litertje ijs, veel sacharose, geen andere suikers en het zout uit de kaas niet gecompenseerd door minder sacharose te gebruiken. Jij snapt het inmiddels ook wel: zowat alle fouten op elkaar gestapeld. En nee, zo maak je geen gorgonzola-ijs.

Ik sleutelde er wat aan en maakte een prachtig mooi gebalanceerd, niet te zoet gorgonzola-ijsje. Zie bladzijde 166 e.v. Maar ja, wat moet je er mee? Op een hoorntje wordt het helemaal niets. Als dessert ook niet erg in trek. Dus ik bedacht het volgende tussengerechtje: tarte tatin van peer met wat tijm, lauwwarm geserveerd met een langzaam smeltend bolletje gorgonzola-ijs er op. Ja, dat is fantastisch! Ater experimenteerde ik nog met tarte tatin van rode ui, van rode biet en van de combinatie van rode ui, appel en rode biet. Allemaal als tarte tatin dus. en die maak ik op kleine aluminium wegwerp-taartschaaltjes.

Laatst zag ik in het Vakblad IJs een chocolade-ijsje met bacon en rum. In het begeleidende artikel stelde de schrijver: ‘De combinatie van zoete en hartige smaken is helemaal de trend, en dit heerlijke recept bewijst wel waarom. De combinatie van pure chocolade met knapperige bacon is om te smullen. Voeg daar nog een scheutje rum aan toe en je hebt een extra stoer ijsje’.

En dat brengt me op het volgende onderwerp: alcohol en ijs. Da’s geen goed huwelijk! En daar zijn drie redenen voor: alcohol heeft een flinke vriespuntdaling tot gevolg, dus moet je compenseren door minder sacharose toe te voegen. Daarmee wordt je ijsje al snel niet zoet genoeg. Tweede reden: de bindmiddelen worden door de alcohol aangetast en doen hun werk niet goed meer. En de derde reden licht ik toe met een recent voorbeeld: tijdens de vakwedstrijden op  de afgelopen IJsvak, de vakbeurs voor iedereen die wat met ijs heeft, was een van de wedstrijd-ijscreaties voorzien van een bolletje champagne-ijs. Nu was er ook een kinderjury. En die kindertjes kregen plotseling hele rode wangetjes… Toch niet handig hoor, alcohol in ijs.

Maar goed, het kan, alcohol in ijs, maar ik heb er niet veel mee. Als het dan toch moet, dan liever in de variëgato of als topping: vanille-roomijs met advocaat. Lekker toch?
Lees er alles over op bladzijde 170 e.v.

We hadden het over de IJsvak. Een van de finalisten kwam met een creatie waar een ijsje van brie met spekjes deel van uitmaakte. Het idee was leuk, maar de uitvoering beroerd. Het was duidelijk: het zout uit de brie was niet gecompenseerd en dus dreef het ijsje van het bord. Zou toch op dit niveau niet mogen!! Ik heb hem ook eens gemaakt, maar dan wel met die compensatie en ja, ’t is bizar en ook lekker. Hoe je dan zo’n ijsje weer inpast in een gerecht…? Ik ben er nog niet uit.

Wel eens van piccalilly-ijs gehoord? Bizar lekker. Dus zowel bizar als lekker. Met ossenworst, tartaar van rundsvlees of met een filet americain kan het heel goed.

Nu we toch in het tafelzuur zitten: augurken-ijs, ijs van zilveruitjes of van Amsterdamse uien. Dat ijs maken lukt je ondertussen wel, toch, maar waarbij serveer je het?

We hebben het nog steeds over tafelzuur: wat doe jij met de inlegazijn als je augurkjes of uitjes op zijn? Zeker als je dat tafelzuur zelf gemaakt hebt is het toch doodzonde om dat heerlijke vocht weg te gooien? Ik maak er vaak een spoom van: van de inlegazijn samen met wat gepofte appel, peer of nashi-peer maak ik er een sorbetje van. Heerlijk als mondverfrissertje. En het is een fluitje van een cent.

In het boek vind je nog een spaghetti-ijsje (bladzijde 168): ziet er uit maar smaakt niet naar spaghetti. Er is nog een hele bizarre smaakervaring rond rozemarijn-ijs en er is ook nog ‘IJs uit blik’, maar dat klink excentrieker dan het in werkelijkheid is.

Lees vooral ook de IJscologica & Koude Kunstjes:

  • Over ijs en alcohol (blz 170)
  • IJs en zuur (blz 173)
  • Variëgato en topping (blz 178)

Ambachtelijk ijs: sorbets

Hallo ijsliefhebber. Leuk dat je meedoet aan deze cursus Ambachtelijk ijs.

Deze eerste week gaan we sorbets maken. Heerlijk frisse ijsjes die goed bij
een zomerse atmosfeer passen. Mijn favorieten? Aardbei, framboos en limoen.
Maar er zijn natuurlijk nog veel meer heerlijke sorbets te maken.
Nou, aan de slag dan maar.

Opmerkingen vooraf:
Opmerking 1: Om goede sorbets te kunnen maken moet je precies
weten hoeveel suiker er in het fruit zit dat je gaat gebruiken. Dat meet je met
een refractometer. Ook voor het meten van de suikerwaarde van de suikerstroop
die je toevoegt en voor het checken van het suikergehalte van de sorbetmix heb
je zo’n meter nodig. Nu zijn er refractometers in maten en soorten, alle met
verschillende schaalverdelingen en in heel veel prijsklassen. Het is dus best
een gedoe om een redelijk geprijsde meter van het juiste type te vinden. Daarom
hebben wij zo’n refractometer voor je geselecteerd: precies het juiste type met de juiste
schaalverdeling en tegen een aantrekkelijke prijs.
Je kunt hem – eventueel als onderdeel van startsetje A of startsetje B
– via het contactformulier of met een reply op de begeleidende mail van deze les bij ons bestellen.
Met een van die startsets heb je meteen alle ‘essentialia’ in huis.
Kan het ook zonder refractometer? Nou, als het per se moet, maar dat geeft wel
een hoop gedoe.
Opmerking 2: We gaan in deze cursus niet diep in op de theorie. Voor de nodige achtergrondinformatie heb je het boek Ambachtelijk ijs in zeven lessen wel nodig om voortaan met kennis van zaken ijsjes te
maken van het niveau dat je ook in de betere ijssalons kunt verwachten. Het boek gaat hier en daar de technologische diepte in. Meestal prima te volgen, maar soms gaat dat wel erg ver. Realiseer je dat je ook zonder die details prima ijsjes kunt maken: lees de theorie, onthoud de conclusies en vergeet desnoods die details weer.
Opmerking 3: We hanteren de principes die door het IJscentrum werden ontwikkeld. Dat is hét kennis- en opleidingscentrum voor de professionele ambachtelijke IJsbereiders in Nederland. In België hanteert men
overigens dezelfde principes en criteria.
Opmerking 4: Realiseer je dat van de recepturen voor ijs die je op internet en in kookboeken tegenkomt, meer dan 80% niet voldoet aan die criteria, en die recepten leveren dus niet zulke goede ijsjes op. Sterker nog: de meeste ijsrecepten deugen gewoon niet! Na het lezen van het boek en het volgen van deze cursus zul je begrijpen waarom dat is en ga jij alleen nog ijsjes maken die wél voldoen aan de criteria.

Dan nog even een oproep: je weet, deze cursus wordt je gratis aangeboden door Le Cuisinier en dat is ook het idee achter Le Cusinier: ‘Voor amateurs en Door amateurs’. Maar helemaal zonder geld gaat het nu ook weer niet. Vandaar dat we deelnemers aan onze digitale cursussen in overweging geven om Le Cuisinier eenmalig te ondersteunen met een bedrag naar eigen keuze. Je vindt er alles over door deze link te volgen: Sponsor Le Cuisinier met een eenmalige bijdrage. Fijn als je Le Cuisinier helpt in stand te houden en verder uit te breiden.

Goed: Sorbets. Wat is een sorbet?
Dat is een consumptie-ijsje dat gemaakt is van water, suiker, vruchtenpulp (of
groentepulp) en wat bindmiddelen. Meer niet. Dat is de definitie die we in
Nederland en België in de professionele ijsbereiderswereld gebruiken.

Aan welke criteria moet een sorbet voldoen?
Voor citrusfruit geldt een ander criterium dan voor andere fruitsoorten. Bij
citrus hebben we een vruchtenpulpgehalte tussen 15 en 30%, bij ‘ander’ fruit
gaan we verder: 25 – 50%. In een enkel geval gaan we zelfs naar wel 60% fruit in de mix.

We hebben het steeds over vruchtenpulp. Dat is dus het resultaat van
fijngemalen vruchten. Ik vermeld het zo expliciet omdat je nog wel eens
‘sorbets’ tegenkomt die van vruchtensap zijn gemaakt.
Nog even voor de volledigheid: bij sorbets van citrus wil je dus ook dat er
vruchtvlees in je pulp zit. Maar geen schil (het witte deel) want dan is je
ijsje meteen veel te bitter.

Suiker dan: er is veel te vertellen over suiker. Op de eerste plaats: suiker
zorgt zowel voor Relatieve Zoetkracht (RZK) als voor het Vriespunt Verlagend
Effect (VVE). Suiker zorgt daarmee dat ijs niet alleen zoet smaakt, maar ook
smeuïg is, precies de goede afsmeltkarakteristiek heeft. Dus niet te lang in de
mond blijft hangen, maar ook niet te kort. Het zorgt dat het ijs goed schepbaar
is op de ideale consumptietemperatuur van ongeveer -14 °C en dat het niet van het bord
drijft. Het betekent ook dat je niet zomaar wat minder suiker in je receptuur kunt
doen als je het wat minder zoet wilt maken: dan wordt het ijs dus meteen veel
harder en klopt de afsmeltkarakteristiek niet meer.

Als we het hebben over ‘suiker’ dan bedoelen we ‘sacharose’: de gewone
tafelsuiker. Maar er zijn nog veel meer suikers, alle met een eigen RZK en een
eigen VVE. In deze cursus gaan we daar niet al te ver op in, maar in het boek ‘Ambachtelijk ijs in zeven lessen’ leer je hoe je heel precies kunt sturen met RZK en VVE.
Voor onze sorbets houden we het simpel: alleen sacharose. (Bij de zuivel-ijsjes gaan we met meerdere suikers werken).

De zoetkracht van suiker: wij in België en Nederland houden niet zo van die
mierzoete ijsjes: wij proeven liever de fruitsmaak van een sorbet of de
romigheid van het zuivel-ijsje. In Italië hanteert men vaak veel hogere
RZK-waardes en ook sommige ijssalons van hier zitten veel hoger met hun RZK dan
wat ik altijd doe.
Zoals gezegd: de RZK meet je met een refractometer en je meet in °BRIX. Dat zijn
gewichtsprocenten. Verderop leg ik je precies uit hoe dat meten in zijn werk
gaat. De bandbreedte waarbinnen de RZK van sorbets moet liggen is tussen 27 en
31°BRIX. Ik ga altijd voor 28°BRIX. Dan heb je een beetje speelruimte aan de
onderkant en is je ijsje niet zo erg zoet en wel lekker stevig.

De bindmiddelen:
In de professionele wereld maakt men gebruik van verschillende bindmiddelen,
alle met een specifiek doel. Bovendien zijn de verhoudingen soms verschillend voor verschillende ijsjes: voor sorbets gebruikt men andere verhoudingen dan voor zuivel-ijsjes en voor zure ijsjes weer andere dan voor minder zure ijsjes.

Wij gebruiken maar twee soorten die we universeel in kunnen zetten: redelijk goed
verkrijgbaar in wat kleinere hoeveelheden en daarmee dus goed te doen. En ze
doen hun werk ook prima.
We gebruiken de emulgator Cortina. Die is speciaal gemaakt voor consumptie-ijs.

Omdat Cortina alleen verkrijgbaar is in emmers van 5,5 kg maken wij bij Le Cuisinier zakjes van ca 50g en verkopen die juist boven kostprijs. Service van de zaak zal ik maar zeggen.

Verder gebruiken we twee gommen als stabilisator: Johannesbroodpitmeel,
dat we gemakshalve maar bij zijn Engelse naam noemen: Locust, en Guargom. Die
twee gommen werken uitstekend in combinatie met elkaar. Locust is dé
ijskristalonderdrukker bij uitstek en Guargom geeft ‘body’ aan je ijsje. Locust
en Guar zijn een ‘gouden koppel’ met synergetische werking: ze versterken
elkaar. Je zou kunnen zeggen één plus één wordt méér dan twee.
Er is natuurlijk ook altijd een ‘maar’. Locust moet echt minstens enkele
minuten – in water opgelost – tot juist boven 80°C worden verwarmd om daarna
goed te kunnen hydrateren (water opnemen).
Bindmiddelen, dat is de verzamelnaam van alle middelen die we toevoegen om het
ijs te verbeteren. Ze zorgen voor meer luchtinslag, ze onderdrukken de
ijskristalvorming en ze maken het ijs ietsje taaier. Hierdoor krijg je een
smeuïger ijs dat een beter mondgevoel en betere afsmelteigenschappen heeft en
langer bewaard kan worden. Voor sorbets zijn de bindmiddelen een absolute must;
voor zuivel-ijs is het wat minder essentieel omdat melkvet en de vetvije melkbestanddelen voor een deel de functies zoals hier genoemd overnemen.
Sorbets smaken overigens vers het best: ze verouderen sneller dan zuivel-ijsjes.

NB: Met een van beide startsetjes heb je meteen alle benodigde bindmiddelen
in huis.

We gaan aan de slag:
We maken ongeveer een liter ijs, want dat is de capaciteit van onze
ijsmachientjes. Die maak je van 750 gram mix. Al onze ijsrecepten zijn
overigens uitgerekend op 750 gram mix, dus steeds goed voor ongeveer één liter
ijs.

Diepvriesfruit pureren.
Ik heb je gevraagd diepvriesfruit te kopen. In elke supermarkt verkrijgbaar en
heel redelijk geprijsd.
Waarom diepvriesfruit? Daar zijn wel een paar redenen voor: Het is al
schoongemaakt: best een voordeel. Altijd verkrijgbaar: handig als je met Kerst
frambozenijs wilt eten. En diepvriesfruit wordt geplukt en verwerkt bij
optimale rijpheid. Vers fruit dat je bij de supermarkt koopt wordt te vroeg
geplukt om daarmee het ‘shelf life’ te verlengen. Maar dat betekent dat het
fruit nog niet zijn volle aroma heeft ontwikkeld. Diepvriesfruit is dus beter
dan vers fruit uit de supermarkt.
Heb je nu zelf aardbeien, frambozen, rode bessen, of ander fruit in je tuin
staan, dan is het weer een ander verhaal: die kun je plukken op het moment dat
ze ‘volrijp’ zijn, dus zo rijp dat ze bijna spontaan van de plant of struik
vallen. En dan is dat weer een beter alternatief dan diepvriesfruit. En je kunt
je eigen fruit natuurlijk ook als vrucht of als pulp invriezen: heb je toch
weer diepvriesfruit ;>0)

Laat het diepvriesfruit dat je gekocht hebt ontdooien: je hebt minimaal 375g nodig, dus weeg wat extra af vanwege eventuele verliezen.
Gooi de verpakking nog niet weg, zeker als je nog geen refractometer hebt.

Zodra het fruit wat ontdooid is kun je het pureren met een staafmixer of
blender. Als je pitjes in je fruit hebt, zoals bij aardbei of framboos, dan
even flink doorblenderen: dat verkleint de pitjes en dat is meteen veel
aangenamer. Wil je de pitjes er niet in – ik zou het jammer vinden, want je
haalt toch wat van het karakter van het fruit weg – dan moet je zeven en daar
verlies je toch best een flink deel van het fruit mee.
Zorg dat je minimaal 375g overhoudt. Laat de vruchtenpulp op kamertemperatuur komen.

We maken suikerstroop (of siroop als je wilt).
We gebruiken in het ijsvak de term stroop, maar het is natuurlijk hetzelfde als
een suikersiroop. Je kunt de stroop goed in de koelkast bewaren voor latere
bereidingen als hij minimaal 70°BRIX is. We hebben ongeveer 250 gram stroop van
ongeveer 70°BRIX nodig, maar we willen aan de zekere kant zitten. Maak dus zo’n
400 g stroop. Dat doe je door 400 x 70% suiker te mengen met 400 x 30% water.
280 g suiker en 120 g water dus. Verwarm dit tot een graad of vijftig, roer
goed en laat alle suiker oplossen. Als dat gebeurd is laat je de stroop
afkoelen tot kamertemperatuur.

Waarom we stroop gebruiken en geen pure suiker? Dat heeft te maken met de
oplosbaarheid van suiker in relatie tot de thermische kwetsbaarheid van veel
fruitsoorten. De suiker lost veel beter op bij een temperatuur van 50°C of
hoger. Veel fruitsoorten verkleuren en verliezen dan weer aroma’s als je ze
verwarmt. Vandaar dus stroop.

Daarop inhakend: wanneer voegen we de bindmiddelen toe? Dat is afhankelijk
van het fruit dat we gebruiken. Hebben we kwetsbaar fruit zoals aardbei, rode
bes, framboos of citrus, dan is het handig om de bindmiddelen eerst aan de
stroop toe te voegen en te verwarmen tot iets boven 80°C, dan wat af te laten
koelen en dan pas het fruit toe te voegen. Bij andere fruitsoorten mag, en in
sommige gevallen moet het fruit verwarmd worden tot boven 80°C. Het mag bij
mango of biet, het moet (!) bij verse ananas, verse papaja en verse kiwi. Dat is vanwege de enzymen die in dat fruit voorkomen. Zou je dit fruit niet verwarmen, dan ‘vreten’ de enzymen de bindmiddelen op.
Bij de fruitsoorten die je ook tot 80°C verwarmt kun je alle ingrediënten bij
elkaar voegen, minstens enkele minuten verwarmen tot juist boven 80°C en weer
laten afkoelen.

Meten en rekenen:
Omdat het suikergehalte van fruit fluctueert moeten we receptuur voor
sorbets altijd uitrekenen
, elke keer weer. Daarvoor heb je het
rekenmodel nodig dat je op de site van Le Cuisinier kunt vinden. Ik vroeg je eerder om de rekenmodellen te downloaden van de site van Le Cuisinier en ze op te slaan op je computer: zo heb je ze altijd bij de hand. Heb je de rekenschema’s nog niet gedownload: je vind ze hier: IJs-downloads.
Let wel even op: het kan zijn – afhankelijk van jouw versie van Excel – dat het
rekenblad opent in een beveiligde weergave. Dat zie je aan de gele balk
bovenin. Klik hierin op de woorden ‘Bewerken inschakelen’ en je kunt
aan de slag.

De refractometer: Pak de refractometer en kijk door het instrument naar een sterke lichtbron.
Je ziet nu een schaalverdeling van 0 tot 90° BRIX. Stel het instrument even
scherp op jouw oog.
Nu doe je het klepje omhoog en je doet een druppel van de stroop die je gemaakt
hebt op het glaasje dat onder het klepje zit. (Eerst even doorroeren, want
stroop heeft de neiging om uit te zakken). Klepje sluiten en even goed
aandrukken. Je ziet nu dat er een dun filmpje stroop tussen het klepje en het objectglaasje
zit. Nu kijk je weer door de meter en nu zie je twee kleuren op de
schaalverdeling. Daar waar de ene kleur plaatsmaakt voor de andere, lees je het
instrument af. Als je nauwkeurig gewerkt hebt met je stroop, dan kom je op
70°BRIX uit. Als je wat minder nauwkeurig was – en dat is helemaal niet erg als
je een refractometer hebt – dan lees je een waarde af die ergens in de buurt
van de 70°BRIX zit. Die gevonden waarde vul je in op je rekenblad. De precieze instructies vind je zowel op de downloadpagina als in het boek: zie pagina 27 e.v.

Nu maak je je refractometer even goed schoon. Dat kan onder de kraan, maar
zorg er dan wel voor dat alleen het uiteinde van het instrument nat wordt. Komt
er namelijk vocht via de stelring van het oculair in het instrument, dan is het
een heidens karwei om dat er weer uit te krijgen. Je kunt het objectglas en het
klepje ook met een vochtige doek schoonmaken.
We gaan nu de vruchtenpulp meten: weer eerst doorroeren, dan een druppeltje op
het objectglas, klepje er op, even aandrukken en aflezen. Afhankelijk van de
kleur en kleurintensiteit van je pulp is het nu wat moeilijker aflezen. Je hebt
nu echt een sterke lichtbron nodig. Daglicht is meestal voldoende. Anders naar
een brandende lamp kijken. Je vindt nu een waarde die meestal ergens tussen 6
en 25°BRIX ligt. Onderin je schaalverdeling dus.
Noteer deze waarde op je rekenblad.
Pak de verpakking van je diepvriesfruit er nog even bij. Daarop staat hoeveel
suiker er volgens de fabrikant in het fruit zit. Dat kun je nu mooi controleren.
Vaak klopt het wel ongeveer, maar er komen soms ook grote
verschillen voor. Marges van plus of min 25% zijn geen uitzondering!

We vullen nu de rest van het rekenblad in conform de instructies in het boek.

Vul het percentage fruit dat je wilt hebben: bij citrus dus ergens tussen 15 en 30%; bij ander fruit ergens tussen 30 en 50%.
Doe voor deze eerste keer maar 50%: dan heb je straks een ijsje dat echt naar
fruit smaakt.

Zoals al eerder opgemerkt: 750 g mix geeft ongeveer 1
liter ijs en dat is de capaciteit van bijna alle kleine ijsmachines.

Suikergehalte voor de mix: mijn voorkeur is 28°BRIX. Niet zo zoet, een beetje
stevig ijs.

Nou, we zijn er. Je kunt nu aflezen hoeveel stroop, water en vruchtenpulp je
bij elkaar moet doen om een perfecte sorbet te krijgen. Nu alleen de
bindmiddelen nog.
Zoals eerder opgemerkt, de vraag is ‘Mag het fruit verwarmd worden of juist niet?’.

Methode A: fruit niet verwarmen:
Voeg bij elkaar de gevonden hoeveelheden stroop en water, voeg hier aan
toe 0,1 % Locust en 0,1% Guargom (beide dus 0,75 g bij 750g mix) en meng dit goed, liefst
met een blender of staafmixer. Verwarm tot juist boven 80°C en houd deze
temperatuur een paar minuten aan. Laat afkoelen tot kamertemperatuur. Voeg de fruitpulp toe en roer goed door. Zet deze mix  nu minimaal drie uur – maar ‘overnight’ is beter – in de koelkast.
Hierdoor ‘hydrateren’ de gommen. Dat betekent dat de gommen water opnemen en
dan hun werk veel beter doen. Denk aan behanglijm: die moet ook een tijdje
hydrateren – water opnemen dus – voor hij optimaal werkt. Wil je overigens een
wat taaier ijsje, dan kun je de hoeveelheid Guargom verhogen tot maximaal de
dubbele waarde. Wil je meer ijskristalonderdrukking, verhoog de hoeveelheid
Locust dan tot maximaal de dubbele waarde. Voor beide gommen geldt dat hogere
waarden dan 0,2% geen beter effect geven, maar wel wat smaak wegnemen en  al snel een plakkerig mondgevoel opleveren.

Methode B: fruit wel verwarmen:
Voeg bij elkaar de gevonden hoeveelheden stroop, water en vruchtenpulp, voeg
hier aan toe 0,1 % Locust en 0,1% Guargom (beide dus 0,75 g) en meng dit goed,
liefst met een blender of staafmixer. Verwarm tot juist boven 80°C en houd deze
temperatuur een paar minuten aan. Laat afkoelen tot kamertemperatuur. Zet deze
mix nu minimaal drie uur – maar ‘overnight’ is beter – in de koelkast. Hierdoor
‘hydrateren’ de gommen. Dat betekent dat de gommen water opnemen en dan hun
werk veel beter doen. Denk aan behanglijm: die moet ook een tijdje hydrateren –
water opnemen dus – voor hij optimaal werkt. Wil je weer een wat taaier ijsje, dan
kun je de hoeveelheid Guargom verhogen tot maximaal de dubbele waarde. Wil je
nog wat meer ijskristal-onderdrukking, verhoog dan de hoeveelheid Locust tot maximaal de
dubbele waarde. Voor beide gommen geldt dat hogere waarden dan 0,2% geen beter
effect geven, maar wel wat smaak wegnemen. De aangegeven dosering van 0,1% levert overigens over het algemeen een prima resultaat op. Hogere doseringen gaan altijd te koste van smaak en geven al snel een plakkerig mondgevoel.

Als je mix minimaal drie uur gerijpt is, kunnen we ijs gaan draaien. Heb je
een ijsmachine met een koelelement dat je in moet vriezen, dan moet dat diep
bevroren zijn voor je ijs kunt maken. Laat het koelelement gewoon altijd in de
vriezer staan, dan kun je ook altijd meteen aan de slag.
Heb je een zelfvriezende machine dan moet je beginnen met het voorkoelen van de
machine:  zet hem gewoon aan, dan wordt ie vanzelf koud.
In dit stadium smeer je ca 1 gram Cortina aan het roerwerk van je machine;
koelelement of zelfvriezend, dat maakt niet uit. (Smeer de Cortina aan het roerwerk als lippenbalsem op je lippen: dun en overal een beetje). Zo verdeelt de emulgator straks prima door de mix tijdens het draaien.
Wil je overigens meer ijskristal-onderdrukking en meer luchtopslag, dan kun je
de hoeveelheid Cortina verhogen tot maximaal 0,5%. Dat is dus 3,75g voor 750g mix.
De hoeveelheid van 1g Cortina op 750g mix geeft in de praktijk een prima resultaat.

Ben je zover? Zet dan het roerwerk van de machine aan en giet dan pas de
gekoelde mix in de machine.  Deksel er op en rustig afwachten tot je ijsje
klaar is. Dat zie je aan de ribbels die in de ijsmix blijven staan. Sommige
ijsmachines stoppen automatisch wanneer het ijs klaar is, maar dat systeem
werkt niet erg betrouwbaar. Als je je ijs te lang laat draaien, neemt het volume weer af omdat je er weer wat lucht uit slaat. Het is net als het opkloppen van room: daar vind je ook vaak dat je dat moet doen tot ‘yoghurtdikte’. Bij die consistentie heeft room zijn grootste volume. Klop je door, dan neemt het volume weer af.

Zet in de tussentijd al een bewaarbakje klaar en knip een stuk bakpapier zo
op maat dat je straks het ijs hiermee precies af kunt dekken. Dat doe je om
kristalvorming in de bewaarbak en boven het ijs te voorkomen. Het papiertje
moet dus op het ijs gedrukt worden, zodat er geen lucht tussen het papier en
het ijs zit. Zo blijft je ijs veel langer in perfecte conditie.
Ik knip altijd strookjes bakpapier in de juiste breedte, maar met flink wat
overlengte. Zo kan ik het papiertje straks weer makkelijk van het ijs trekken.

Als je ijs de juiste consistentie heeft, schep je het snel over in de
bewaarbak, dek af met het bakpapier, doe er nog een deksel op en zet in de
vriezer. Het ijs komt uit de machine bij zo’n -6°C, maximaal -8°C en dat is
niet koud genoeg. (Het is nu wel heel lekker, dus proef gerust al een
lepeltje!) IJs bewaar je bij -18°C en de meeste vriezers zijn daar ook op
afgesteld. Maar -18°C is dan weer te koud voor consumptie en het ijs is ook
nauwelijks schepbaar bij die temperatuur. Vandaar dat je je ijsje voor
uitserveren eerst moet laten ‘opwarmen’ tot -14°C: dé ideale
consumptietemperatuur. Dat gaat prima door het ijs een kwartiertje voor
uitserveren in de koelkast te zetten Het is ook handig wanneer je een
(digitale) thermometer hebt die ook in waardes onder nul registreert. Dat doen
ze overigens lang niet allemaal.
De ijsvitrines bij een ijssalon zijn allemaal op -14°C afgesteld, terwijl hun
bewaarvriezer op -18°C of kouder staat.

Je weet nu hoe je een enkelvoudige sorbet maakt. Veel plezier met je eigengemaakte sorbet. In het boek vind je een aantal suggesties voor wat bijzondere sorbets. Maar nu eerst even deze basic versie tot een succes maken. En met ‘basic’ is bij sorbets helemaal niets mis hoor. Realiseer je dat aardbeien- en
frambozensorbets tot de lekkerste sorbets behoren. Moeilijker hoef je het in dit stadium dus niet te maken.

Voor verdere details en voor achtergrondinformatie verwijs ik je graag naar hoofdstuk 1 over Sorbets uit het boek Ambachtelijk is in zeven lessen. Hier lees je:

Wat is sorbet? 21
Diepvriesfruit pureren 24
Meten en rekenen 26
Rekenen met refractometer 27
Rekenen zonder refractometer 28
Een uitgewerkt voorbeeld 28
Recepten voor sorbets 32

Volgende week verder.
Volgende week gaan we aan de slag met zuivel-ijs. Roomijs om precies te
zijn. En ik geef je dan ook een hint voor een yoghurtijsje.

Dus, succes met je sorbet, geniet er van en tot volgende week. En mocht je
vragen hebben: je weet me te vinden.

Wil je je ervaringen al vast delen met de andere deelnemers, reageer dan
hieronder met je opmerkingen, vragen, kritiek of suggesties.